Inhoudsopgave
De rietvoorn heeft oranje tot bloedrode vinnen
De rietvoorn heeft een zijdelings afgeplatte lichaamsvorm met een hoge rug. De bek is licht overhangend. Roerdompen hebben een kleine, smalle bek. Als gebit hebben ze dubbel gerijde slokdarmtanden. De schubben zijn groot en zitten stevig vast. Een onderscheidend kenmerk van de blankvoorn is de messing tot goudkleurige iris in het oog. De anaal-, staart- en rugvinnen zijn oranje tot bloedrood van kleur. De rugvin begint achter de basis van de buikvin. De staartvin is gevorkt en de aarsvin van de rietvoorn heeft een licht holle vorm. Roeken worden vaak verward met blankvoorn of riviergrondel. Roeken kunnen ongeveer 40 cm lang worden en ongeveer 1 kg wegen.
Roeken zijn paaiers
De rietvoorn is een schoolende vis die meestal dicht bij het wateroppervlak bij de kust blijft. Hun habitat bestaat uit ondiepe gebieden in langzaam stromend en stilstaand water met een zachte bodem en vegetatie. Roerdompen voeden zich ook met waterplanten.
De paaitijd van de rietvoorn is in het voorjaar in de maanden april tot mei. Het is een kruidachtige paaier en geeft de voorkeur aan waterplanten in de buurt van de oever om te paaien. De mannetjes van de rietvoorn hebben een paaibroed.
[the_ad_placement id=”friedfische-steckbrief-mitte”]
Roerdomp – profiel
De feiten over de rudd nogmaals als factsheet:
Lichaamskenmerken
- Lichaamsvorm: zijdelings afgeplat en met hoge rug
- Mond: licht overhangend, mondspleet klein en smal
- Gebit: dubbele rij keeltanden
- Schubben: groot, vast
- Bijzondere kenmerken: De iris in het oog is messing tot goudkleurig. Kleur van de buikvinnen, anaal-, staart- en rugvin: oranje tot bloedrood.
- Rugvin: begint achter de basis van de buikvin
- staartvin: gevorkt
- Anaalvin: licht hol
- Verwarringsgevaar: voorn, brasem, witte brasem
- Gemiddelde lengte: 20 – 30cm
- Maximale lengte: ongeveer 35cm
- Gewicht: ca. tot 1kg
Leefwijze – Habitat
- Habitat: gregulair, meestal dicht bij het wateroppervlak in de buurt van de kust
- Habitat: ondiepe plekken in langzaam stromend en stilstaand water met zachte bodems en vegetatie.
- Bijzonderheden: Voedt zich ook met waterplanten
Voortplanting:
- Paaitijd: Voorjaarspaaimachines (april – mei)
- Paaiplaats: Kruidenkuitschieters
- Paaiplaats: Waterplanten, dicht bij de kust
- Bijzonderheden: Mannetje met paaiuitslag bij het paaien
- Belangrijkste visseizoen: zomer, herfst
- Visserijmethoden: Bodemvisserij, speervissen
- Economisch belang: Voedselbasis voor roofvissen, vlees rijk aan graten, weinig gewaardeerd als voedselvis