Kroeskarper

Die Karausche ist ein Sommerlaicher und legt den Laich im Kraut ab. Infos zu Körpermerkmalen und Lebensraum erfährst du im Steckbrief der Karausche.

Kroeskarper

Karausche im Gras

De kroeskarper heeft middelgrote schubben

De kroeskarper heeft een hoge lichaamsvorm, sterk afgeplat aan de zijkanten. De bek is eindstandig. Kroeskarpers hebben een kleine bek. De schubben zijn middelgroot. Een onderscheidend kenmerk van de kroeskarper is een donkere vlek op de staartstok bij jongere dieren. De rugvin begint vóór de buikvin en is zeer lang, met een licht bolle buitenrand (d.w.z. naar buiten gebogen). De staartvin is licht gevorkt en de aarsvin van de kroeskarper heeft een bolle vorm. Intens goudkleurige exemplaren worden golden crucians genoemd. Kroeskarpers kunnen ongeveer 40 cm lang worden en wegen ongeveer 2 kg.

Kroeskarpers zijn kuitschieters.

De kroeskarper is een scholende vis die vooral op de bodem leeft. Hij vermijdt sterkere stromingen. Zijn habitat is het brasemgebied, maar hij leeft ook in plantenrijke stilstaande wateren en oksels. Hij is goed bestand tegen waterverontreiniging en zuurstoftekort.
De paaitijd van de kroeskarper is de zomer, in de maanden mei en juni. Het is een kruidachtige paaier en geeft de voorkeur aan ondiepe plaatsen met vegetatie om te paaien.

[the_ad_placement id=”friedfische-steckbrief-mitte”]

Kroeskarper – profiel

De feiten over de kroeskarper in de vorm van een factsheet:

Lichaamskenmerken

  • Lichaamsvorm: hoge rug, zijdelings afgeplat
  • Mond: terminaal, mondspleet klein
  • Schubben: middelmatig groot
  • Bijzondere kenmerken: Meestal een donkere vlek op de staartstok bij jongere crucians.
  • Rugvin: begint vóór de basis van de buikvin, zeer lang, buitenrand licht convex (naar buiten gebogen).
  • staartvin: licht gevorkt
  • Anaalvin: bol
  • Kleurvariatie: intens goudkleurige exemplaren worden gouden crucians genoemd.
  • Gemiddelde lengte: 15 – 25cm
  • Maximale lengte: ongeveer 35 – 40cm
  • Gewicht: ongeveer 2 kg

Leefwijze – Habitat

  • Leefwijze: Schuimende vis op de bodem, vermijdt sterkere stromingen.
  • Habitat: Beekstreek, ook in plantenrijke, stilstaande wateren en oksels.
  • Bijzondere kenmerken: zeer goed bestand tegen watervervuiling en zuurstoftekort

Voortplanting:

  • Paaitijd: Zomerkuitschieters (mei – juni)
  • Paaiplaats: Kruidenkuiters
  • Paaiplaats: ondiepe plaatsen met vegetatie
  • Belangrijkste visseizoen: voorjaar, midzomer, herfst
  • Vismethoden: dobbervisserij, bodemvisserij
  • Economisch belang: gebruikt door beroepsvissers op rivieren en meren, regionaal populaire eetbare vis, vooral gerookte vis