Bruine forel

Bachforellen leben in Gewässern mit sehr gutem Wasser. In diesem Steckbrief erfährst du alles zum Lebensraum und Körperbau der Bachforelle.

Bruine forel

Bachforelle auf Steinbett

Het profiel van de beekforel: lichaamsbouw, habitat, voortplanting

De beekforel heeft meestal een gedrongen, spil- of torpedovormig lichaam. De bek is eindstandig en voorzien van hoektanden. Bovendien bevinden zich op de ploegschaarpoot 2 lange en 1 dwarse rij tanden. De schubben zijn zeer klein en niet storend bij het eten. Bijzonder is dat de rugvin gekleurd is met zwarte vlekken. Op de zijkanten van het lichaam heeft de bruine forel rode en zwarte vlekken met een lichte rand, daarom wordt hij ook “roodgevlekt” genoemd. De rugvin begint vóór de buikvin. De staartvin is gevorkt als hij jong is en recht tot bol als hij oud is. De aarsvin van de beekforel is recht. Ze hebben ook een vetvin die groot is met rode vlekken. De beekforel kan 80 cm lang worden en ongeveer 6 kg wegen.

Leefgebied en voortplanting van de beekforel

De beekforel is een stilstaande vis en heeft een eigen territorium. Zijn leefgebied bestaat uit koele, zuurstofrijke beken, rivieren en meren. De beekforel is de belangrijkste vis van het forellengebied, maar hij komt ook voor in de vlagzalm- en barbeelgebieden.
De paaitijd van de beekforel is de herfst of winter in de maanden oktober tot januari. Het zijn kruiden- en beekbroeders en ze paaien bij voorkeur op grind- of zandbodems. Ze gebruiken hiervoor zelfgemaakte paaikuilen.

Bruine forel – korte versie van het profiel

De feiten over de beekforel in een factsheet:

Lichaamskenmerken

  • Lichaamsvorm: meestal gedrongen, spil- of torpedovormig
  • Mond: Eindstandig
  • Gebit: Kaken met hoektanden, op ploegschaarpoot 2 lange en 1 dwarse rij tanden
  • Schubben: zeer klein, niet storend bij het eten
  • Bijzondere kenmerken: Rugvin gekleurd met zwarte stippen. Op de zijkanten van het lichaam rode en zwarte stippen met een lichte rand, daarom ook “roodgevlekt” genoemd.
  • Rugvin: Begint voor de buikvin.
  • Stuitvin: gevorkt als hij jong is, recht tot bol als hij oud is.
  • Anaalvin: recht
  • Adipose vin: Groot, met rode vlekken.
  • Gemiddelde lengte: 24 – 40cm
  • Maximale lengte: ongeveer 80 cm
  • Gewicht: ongeveer 6 kg

Leefwijze – Habitat

  • Leefwijze: Demersale vis met eigen territorium
  • Habitat: koele, zuurstofrijke beken, rivieren, meren
  • Bijzonderheden: Leidende vis van het forellengebied, komt ook voor in het vlagzalm- en barbeelgebied.

Voortplanting:

  • Paaitijd: herfst-winter paaiers (oktober – januari)
  • Paaiplaats: grindbroeders, stroombroeders
  • Paaiplaats: op grind- of zandbodem
  • Bijzonderheden: zelfgemaakte paaikuilen – voorstadium van broedzorg
  • Hoofdvisseizoen: mei – augustus
  • Vismethoden: Vliegvissen, spinvissen
  • Economisch belang: populaire voedselvis, zeer smakelijk vlees