De waterdiepte peilen – zo werkt het
De meeste vissen voeden zich op de bodem van het water. Om het aas daar met een dobber te kunnen presenteren, moeten we de juiste visdiepte op onze uitrusting instellen. Dit bereiken we door de visstek te peilen.
Er zijn verschillende schietloodhaken. Ze dienen echter allemaal hetzelfde doel. We bevestigen een schietlood aan de haak in plaats van aan het aas. Nu werpen we het geheel uit naar de beoogde visplek. Als de dobber zinkt, moeten we de dobberhouding of de dobberstopper laten zakken. Herhaal deze procedure totdat de dobber optimaal in het water ligt. Op stilstaand water kan het kunstaas ook op de bodem rusten.
In stromend water is het enige waar je op moet letten de stroming. Hierdoor drijft de dobber weg van de eigenlijke visplek en komt de lijn schuin in het water te liggen. Dit betekent dat de montage dieper moet worden ingesteld. Wil je met een dobber op roofvis vissen, dan is loodgieterij ook hier een must. Bij het vissen op snoek moet het aas op 3/4 waterdiepte of 1-2 meter boven de bodem worden aangeboden. Het is vooral belangrijk om het aas op randen en ondiepten te plaatsen. Deze kunnen worden gevonden door te peilen. In de zomer wordt op snoek en snoekbaars gevist vlak onder het wateroppervlak (ongeveer 1 meter). In andere seizoenen wordt het aas voor snoekbaars vlak boven de waterbodem aangeboden.
Belangrijk voor uitklinken
- De dobber mag slechts zo dicht als nodig uit het water steken. Elke extra weerstand kan ervoor zorgen dat een vis het kunstaas loslaat.
- Afhankelijk van de doelvis kunt u het kunstaas hangend boven de bodem, op de bodem of met een stuk leader op de bodem presenteren! Karper, zeelt en brasem, bijvoorbeeld, zullen het aas bij het scharren direct van de bodem pakken.
- Op stromend water moet de diepte elke visdag opnieuw worden gepeild. Het kan gebeuren dat het waterpeil verandert en je een andere visdiepte moet instellen.
Verdere nuttige informatie over peilen
Bij het peilen kom je er niet alleen achter hoe diep je je lijn moet zetten, maar ook wat voor bodem je daar aantreft en of er dieptes en ondiepten te vinden zijn. Als het lood hard landt, betekent dit dat de bodem zanderig en grindig is, als het zacht landt, betekent dit dat de bodem modderig is. Zakt het in planten of valt het tussen stenen? Dan is een bodemmontage daar niet op zijn plaats en kunt u hopen op succes met een drijfmontage. De bodemstructuur kan ook worden vastgesteld door te peilen. Gevarieerde bodemomstandigheden zijn erg in trek bij vissen. Voedsel hoopt zich op in diepere geulen. Scholen met een harde bodem zijn een top karperstek. Roofvissen zijn altijd te vinden op onderwaterbergen en drop-offs.